|
|||||||
Home > De Henkeput | |||||||
De Henkeput De Henkeput (in het dialect 'Eenkeput') ligt ten noorden van de Schone Grub op een helling van het plateau. Het is een open trechtervormige kuil, overgaand in een cilindrische schacht, die toegang geeft tot een in mergel uitgegraven koepelvormige ruimte met een vlakke bodem, vanwaar een groot aantal nissen uitgaan. (Zie figuur hieronder). De Henkeput bestaat uit een trechtervormige kuil,
ongeveer 3 meter diep en een bovenwijdte van ongeveer 8 meter, die wordt voortgezet door een cirkelvormige
schacht. Oorspronkelijk zal de opening van de schacht overal rond 1.75 meter in diameter geweest zijn. Bij het nastorten van de schachtwand werd de bovenkant trechtervormig. De vorm van de schacht en de haksporen die er te zien zijn (in de schacht en in de koepelvormige ruimte) tonen aan dat deze ruimte door mensenhanden is gemaakt. Profiel van de Henkeput:
Deze Henkeput werd voor het eerst in
1887 in de literatuur beschreven door Casimir Ubaghs.
De vondsten gingen
naar het kasteel Eysden (waar de eigenaar van het gebied woonde: Graaf de Geloes). Tot op de dag van vandaag is er onduidelijkheid over de gevonden menselijk resten. Er zijn 2 theorieën over: - Romeinse soldaten, gedood bij een veldslag met de Eburonen (theorie van Casimir Ubaghs: 1887); In Caesar's geschrift "Bello Gallico" wordt o.a. beschreven hoe de Romeinse legioenen verslagen werden door de Eburonen op een tweetal dagmarsen vanaf de Rijn (een onnauwkeurige plaats aanduiding). - Lijken van ter dood
veroordeelden (theorie van Habets, een geschiedschrijver uit Limburg; De Franse paters Dominicanen uit het klooster te Rijckholt hebben in de periode 1928-1932 zeer veel in en bij het terrein van de Henkeput en de Ravijn de Schone Grub gegraven. Helaas zijn deze geestelijken in 1932 weer naar Frankrijk vertrokken. Een gedeelte van de verzameling kwam in Groningen terecht (Biologisch Archeologisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen) en werd met de vondsten van Prof. van Giffen gecatalogiseerd. Een ander deel van de vondsten ging naar het Bonnefantenmuseum te Maastricht. Tevens is een gedeelte van de collectie mee naar Frankrijk gegaan. De rest bleef in Rijckholt achter en is door gebrek aan belangstelling van de Nederlandse Dominicanen verloren gegaan. Jos Cremers (voorzitter van het Natuur Historisch Genootschap te Maastricht) (1923) meende dat de "trechter" mogelijk een geologische orgelpijp was. De "trechter" verbreedde zich naar beneden toe tot een "grot", die volgens Cremers althans gedeeltelijk door mensenhanden was uitgebreid. In 1923 onderzoeken dr. van Giffen
en dr. v.d. Sleen de Henkeput en de abri. Ze verrichten er o.a. metingen en deden
onderzoek in de abri. Bij een rookproef wordt duidelijk dat er een
verbinding is
tussen de abri en de Henkeput. Van der Sleen vermeldt de krassen in de wand,
welke hij vergelijkt met de krabsporen (haksporen) , die hij in een
vuursteenmijntje nabij het "Groot Atelier" aantrof.
In 1961 deden H.
Schroevers-Kommandeur en S. de Jager van het Zoölogisch Museum (Amsterdam) en
het R.I.V.O.N opgravingen in de Henkeput. Ook nu werden de nodige dierlijke
resten gevonden. Daarnaast enkele menselijke overblijfselen. In 1981 stelde Staatsbosbeheer een
onderzoek in naar de aanwezigheid van vleermuizen in de Henkeput. De Rijks
Geologische Dienst en het Natuurhistorisch Museum (Maastricht) stelde o.a. een
geologisch profiel op. Bij de Henkeput is ook een open groeve (de abri). Naast de ondergrondse kalksteen mijn was er dus ook de beschikking over een open groeve voor het winnen van de kalksteen. Situering Henkeput: Op dit moment zijn de deskundigen van mening dat de Henkeput een kalkmijn was, waarin kalksteen werd gewonnen om o.a. het land te mergelen. Voor bouwstenen was de mergel uit de Henkeput niet geschikt. Plattegrond Henkeput: De ouderdom van de Henkeput is
moeilijk vast te stellen. Ubaghs veronderstelde een Romeinse ouderdom (o.a. door
de Romeinse scherven). Waarom mijnen en geen open groeven?
Logischer is echter dat het ondergronds winnen van kalksteen (mergel) iets te maken heeft met een verdeling van het werk binnen de seizoenen. In de winter is het namelijk moeilijk kalksteen te delven uit een open groeve en in de zomer is er geen tijd beschikbaar omdat men dan zaaien en oogsten moet. In de gesloten ondergrondse mijn vriest het in de winter niet en kan men bij een aangename temperatuur van rond de tien graden zoveel kalksteen winnen als men nodig heeft. Daarnaast kunnen er natuurlijk ook nog andere redenen zijn om ondergronds te delven. Bij de Henkeput zien we naast een ondergrondse mijn ook nog een open groeve, namelijk de Abri voor het winnen van kalksteen. De Henkeput was tot juni 2008 afgezet met een
rasterhekwerk om gevaarlijke situaties te voorkomen. De put zelf is niet toegankelijk voor het publiek. De Henkeput is een archeologisch monument. Voor meer foto's van de Henkeput, zie hoofdstuk: foto's
De tekeningen op deze pagina zijn
met toestemming overgenomen uit: |
|||||||
Web-site gemaakt door Henk Engelen Revised: |